Mijn visie op goed onderwijs 2.0

Visie 1 BALO:
Onderwijs is een ingewikkeld systeem. Als leerkracht wordt er verwacht dat men alles kan, elk kind kan opvangen en een toverstaf heeft. Maar niets blijkt minder waar. Ook meesters en juffen kunnen soms een fout maken of iets fout aanpakken. En dat maakt van ons elke dag een betere leerkracht.
Onderwijs moet voor elk kind leuk blijven. En moet zonder zorgen naar school moeten kunnen komen.
Visie 2 BALO:
Levensbeschouwelijke visie:
Ik citeer mezelf even op mijn visie van vorig jaar: "Onderwijs is een ingewikkeld systeem." Dit dacht ik vorig jaar, toen ik aan de opleiding begon. Het was me nog allemaal zoek, wat de mogelijkheden waren in het onderwijsveld. Maar stilletjes aan, wanneer je zelf les geeft, voor de klas staat en meedraait leer je het onderwijssysteem stap voor stap kennen.
Elke dag, elk uur van de opleiding leer ik steeds nieuwe dingen bij, zowel theoretisch maar het meest van al nog in de praktijk met de kinderen.
Een goede juf of meester is voor mij iemand die oog en zorgt heeft voor elk kind, met elk zijn noden. En als beginnende juf vraag ik mij vaak dan meteen af, ja maar hoe kunnen we dit realiseren in een klas met 25 kindjes? Hoe kan je aan alle noden van elk kind voldoen? Ik wil dat elk kind zich veilig voelt en betrokken is in de klas. Maar als juf begin je als eerst met elke tekorten en sterke punten van elk kind aan te vullen. Niet te benadrukken. Om zo als kind ook te groeien. Niet alleen tijdens hun lagere schoolcarrière maar ook hierna. En ook de juf groeit dag in dag uit, ze moet ook leren uit de dingen, dag per dag van zowel de lessen, de schoolwerking als van de kinderen.
En dat elk kind met een vrolijk gezichtje de schoolpoort uitloopt. Maar iedereen heeft wel al eens een mindere dag, ook de juf of het kind in kwestie en dan is het oké om dat te aanvaarden. Ook tijdens de laatste stage heb ik pas gezien wat elke nood is van een kind en welke verschillen er tussen kinderen zijn naar hun interesses, naar hun leerniveau, maar ook hun leerprofiel. Ook dit is belangrijk om als leerkracht mee te nemen in het achterhoofd en hier dan ook actief op in te zetten op deze verschillen tussen kinderen. ELK KIND MOET UITGEDAAGD WORDEN OP ZIJN NIVEAU!
Een goede juf is ook iemand waar je als leerling op kan rekenen en op terugvallen wanneer het niet zo goed gaat met je. Zoals ik al zei moet de klas een veilige haven zijn, maar ook de juf waar het kind in kwestie dingen kan vertellen die het misschien thuis niet durft te zeggen. Dit vind ik zelfs een van de meest belangrijkste punten in het onderwijs, namelijk het welbevinden en het accepteren van verschillen tussen de kinderen en hier ook met respect en integriteit mee om te gaan. Daarom ben ik tijdens deze stage ook daar actief op gaan inzetten, eerst en vooral door middel van het gebruik van een sociogram. Bij afname van het sociogram bij de kinderen in de klas heb ik vooral getracht te focussen op het positieve steeds in elkaar te vinden en de vragen ook niet te neerbuigend naar de kinderen te formuleren. Bij aanvang van de afname heb ik ook vermeld dat er geen juist of geen fout antwoord is en dat ze eerlijk mogen antwoorden op de vragen die gesteld zullen worden. Voor mij was het belangrijk om te starten met het feit hoe het kind zich in de klasgroep voelt. Voelt die zich goed, slecht, ongelukkig, angstig... . Daarna werden er een aantal vragen gesteld over hoe het komt dat hij/zij zich zo voelt en hoe hij/zij dit uit. Daarna werden wel de volgende twee vragen gesteld aan de leerlingen:
• Met welke klasgenoten speel jij vaak?
• Met welke klasgenoten speel je amper tot nooit?
Aan het eind van het sociogram, vond ik het ook belangrijk om met een positieve noot te eindigen
en de kinderen die amper tot nooit met elkaar spelen om juist deze kinderen elkaar te laten
interviewen. Zo werden er vragen gesteld als:
• Hobby's
• Lievelingseten
• Lievelingsdier
• Wat wil hij/zij later worden
• ...
Maar er was ook de ruimte om eigen vragen te stellen die vanuit de kinderen zelf kwamen, wat zij
graag zouden willen weten over dat klasgenootje in kwestie.
Uit mijn levensbeschouwelijke visie omtrent deze belangrijke peiler voor mij, namelijk het welbevinden van een kind ging ik dan ook actief aan de slag met de resultaten die deze sociogram opleverde.In mijn stage vond ik het vooral belangrijk dat diegene die nu blijken uit de boot te vallen, vertrekkend vanuit het sociogram/sociomatrix meer te betrekken in het klasgebeuren. Het is absoluut niet mijn bedoeling om kinderen te verplichten om de beste vrienden met elkaar te worden, maar wel dat ze van en met elkaar kunnen leren. Dat inzicht wou ik hen vooral meegeven tijdens de mijn stage. De kinderen zullen tijdens de stage ook in zoveel mogelijk verschillende groepjes zitten (afhankelijk natuurlijk van de corona-maatregelen). Zodat zij ook kunnen inzien dat ze misschien dezelfde interesses/ideeën met elkaar delen en zo ook meer met elkaar zullen optrekken, daarom heb ik ook (rekening houden met het leerprofiel van de kinderen) gekozen om regelmatig groepswerken in te zetten. Vooral D. heeft het moeilijk om zijn emoties onder controle te houden, daarom heb ik hem wel steeds bij zijn buddy in een groep gezet, bij diegene waarbij hij zich wel veilig voelt in combinatie nog met andere groepsleden. Bij elk vrij moment, elk tussendoortje werd ook steeds gedaan in functie van de groepsvorming. Zo is er een rad waar gedraaid aan kon worden, de opdrachten zijn telkens gekozen in functie van groepsbevordering. Elke opdracht is dus ook met de gehele klasgroep, waarbij samenwerking vereist is. Maar, de basis van alles en dat is goede afspraken, maken goede vrienden. Bij aanvang van de stage wil ik met de kinderen de nodige afspraken maken, waarin eigenlijk zij een zeggenschap hebben in die afspraken op te stellen. Anders zijn het enkel maar regeltjes die de leerkracht oplegt aan de kinderen, wat absoluut niet de bedoeling kan zijn. Ik heb zelf ook afgelopen stages al een complimentendoos gemaakt waarin de kinderen een complimentenkaartje kunnen uitvissen en deze versturen naar iemand in de klas.
Nu, deze afname van een sociogram is slechts een tijdopname, daarom vind ik het ook belangrijk dat men dit onderhoudt en regelmatig bij de kinderen afneemt om te zien hoe dat welbevinden hier van elk kind zit, en er dan ook met een kind over in dialoog te treden zodat we eventueel naar nodige oplossingen opzoek kunnen gaan, steeds vertrekkend in wat de behoeftes en verzoeken van een kind zijn.
Ik zou het wondermooi vinden mocht elk kind zijn grenzen ook verleggen, en het is ook een vereiste vind ik in het onderwijs dat dit gebeurd. Dat kinderen exploreren, dingen uitproberen, zelfontdekkend leren en zo ook zelf hun grenzen opzoeken zonder dat de juf of meester hier echt ook fors moet inzetten. Het moet voor mij allemaal wat onbewust overkomen dat de kinderen iets bijleren. Dat is ook vind ik het mooie aan het lesgeven en het onderwijs van nu. Vooral dit jaar heb ik ook ingezien wat de meerwaarde is om vakoverschrijdend aan het werk te gaan. Je bereikt er zoveel meer mee, er is een zeer grote samenhang tussen de verschillende leergebieden waardoor kinderen veel sneller de meerwaarde van de leerinhouden door zullen hebben. Zeker bij hoekenwerken of contractwerken heeft dit zijn meerwaarde en komen de kinderen op een andere manier, vakoverschrijdend in contact met de leerinhouden. Je werkelijkheid staat centraal, kortom, het zorgt voor een inhoudelijke diepgang.
Wat ik ook meeneem in mijn levensbeschouwelijke visie is het feit dat men respect moet hebben voor de ander, elk kind moet respect hebben voor een ander zijn/haar geloof. Je hoeft het daarvoor niet altijd eens te zijn met zijn/haar standpunten, maar ook hier getuigt er een teken van respect dat overheerst. Dat men actief aan de slag gaat met de diversiteit die er heerst in mijn klas, maar dat dan ook deze kinderen specifiek inzetten in het lesgebeuren. Men kan en zal steeds bijleren van een ander. Enkel dan zal men zich verrijken en de nodige kennis en inzichten verwerven. Dit sluit zeer ruim aan bij mijn puntje over het welbevinden. Kinderen moeten zichzelf kunnen zijn in mijn klas, met respect voor verschillen onderling. Elk kind moet zich kunnen uiten op zijn/haar manier. Als leerkracht moet men hier dan ook voor openstaan. Iedereen is een meerwaarde, niet enkel in mijn klas, maar ook in het dagelijks leven. Ook een zeer belangrijk punt dat ik later wil meegeven aan mijn klas. Kinderen met een andere etniciteit moeten dan ook met respect behandelt worden, iets wat soms ver te zoeken is in onze huidige samenleving. De kinderen die wij opleiden, zijn de kinderen en de volwassenen van de toekomst. Zij kunnen een verschil vormen in de ideologieën die er dezer dagen spoken in de hoofden van bepaalde mensen.
Goed onderwijs omvat ook dat de juf voldoende begaan is met haar kinderen, voldoende begeleiding, sturing geeft alsook daarbij de hulpmiddelen toereikt aan de kinderen. En daarmee koppel ik meteen ook het vorige over het zelfontdekkend leren. Zelf heb ik dit ook tijdens de stages optimaal willen inzetten, omdat ik ook merkte dat vaardigheden en leerinhouden zo sneller verworven werden.
Toen ik alles zelf in het lager onderwijs zat, was het vaak de juf die mateloos de leerstof aframmelde aan het bord. En ik wil het ook daarom beter doen voor de kindjes van de toekomst, ze speels en inhoudelijk ook iets willen aanbieden.
Goed onderwijs is een haven waar men kan inzetten op de sterktes en werkpunten van ieder kind, ook ik heb dit gemerkt tijdens mijn laatste stage in mei. Elk kind heeft zijn eigen noden en daar moet sterk op ingezet worden. Want als je dit doet, ja dan bloeit een kind meteen open en voelt die zich veilig in de klas, veilig om fouten te mogen maken zonder dat anderen je raar gaan bekijken. Elke dag, elke les leer ik nieuwe dingen bij over het onderwijs. En het is net door in de praktijk te staan en echt onder de kinderen te komen dat je het onderwijsveld des te beter zult begrijpen, maar ook de realiteit onder ogen zal zien komen als leerkracht. Het is gemakkelijk om ons deze info te geven, maar het zal ons altijd bijbleven wanneer deze situatie zichzelf voordoet in je eigen klas wanneer jij er effectief mee aan de slag moet.
Inclusief onderwijs als norm: "een onderwijs te bieden waarbij rechtvaardigheid en participatie centraal staan, in een omgeving die zo goed mogelijk op hun behoeften en voorkeuren is afgestemd." Zoals eerder beschreven vind ik het belangrijk om elk kind te ondersteunen op zijn/haar niveau. Leerlingen mogen niet "veroordeeld of beoordeelt" worden op basis van hun beperking, seksuele geaardheid, sociaaleconomische status, ... . Daarom vind ik ook dat het M-decreet die nog niet zo lang van kracht is een goede start. Om ook kinderen die een beperking hebben zo lang mogelijk te laten participeren in het reguliere onderwijs in plaats van er meteen een etiket op te gaan plakken en meteen te springen naar conclusies. Inclusief onderwijs in de praktijk hanteren is voor mij nog wel een andere zaak. Zelf vind ik eerlijk gezegd dat wij als beginnende leerkrachten hier nog te weinig ervaring mee hebben om hier een uitgesproken mening over te hebben. Wel vraag ik mij af hoe men dit het beste aanpakt in een volwaardige klas van 25 leerlingen. Hoe zet men hier op in?
Juf of meester zijn wordt dezer dagen gezien als iets wat als niet leuk wordt beschouwd, wat ik zeer spijtig vind. Met kinderen werken en ze iets bijleren is mijn passie. Als juf ben je zo verantwoordelijk voor elk kind afzonderlijk, probeer je voor elk kind zo goed mogelijk te doen. Maar ik kan je met het hand op het hart zeggen dat leerkracht zijn geen korte werkdagen, 2 maanden grote vakanties, ... is. Absoluut niet. En hoe meer je er over te weten komt zowel de theorie als de praktijk doet je meermaals beseffen dat het onderwijs een heel mooi gegeven is. We zouden blij mogen zijn dat wij diegene zijn die de astronauten, advocaten, dierenartsen, mecaniciens, ... van morgen mogelijk opleiden! En dat doet me enorm veel plezier dat ik hier deel mag van uitmaken.
Naar aanleiding van het vak praktijkonderzoek. Zijn Jordane Vermeir en ikzelf op onderzoek gegaan en onderzochten we wat de effecten van een migratieachtergrond zijn,op de leerprestaties van de leerlingen uit de lagere school zijn. En vroegen ons onder andere of het hebben van een migratieachtergrond een troef of een negatieve invloed kan zijn in de lagere school. Onze huidige maatschappij speelt het al dan niet hebben van een migratieachtergrond uit als een nadelig punt. Wij willen graag onderzoeken of het al dan niet hebben van een migratieachtergrond, positief kan ingezet worden in het klasgebeuren en dan ook positief benut worden. Het al dan niet hebben van een migratieachtergrond is in onze huidige maatschappij niet meer weg te denken, zeker in het onderwijsveld speelt dit een hele grote rol, hoe men een kind het beste kan helpen in zijn/haar ontwikkeling. Ook hier wouden wij niet meteen die negatieve toon leggen en er meteen van uitgaan dat een kind met een migratieachtergrond een minpunt is die er aan je klas hangt.
Leerlingen met een allochtone achtergrond doen het in België minder goed dan autochtone leerlingen. Sterker nog, bijna nergens ter wereld is de kloof in de academische prestaties tussen autochtonen en allochtonen zo groot. Uit de PISA-studies blijkt dan ook dat van alle OESO-landen, Vlaanderen, het grootste verschil kent in wiskundescores tussen de kinderen met een migratieachtergrond en kinderen die dat niet hebben, zelfs wanneer de sociaaleconomische achtergrond in het achterhoofd wordt gehouden. De kloof is kleiner in de Franse Gemeenschap, maar blijft ook hier aanzienlijk groot. Het is opvallend dat de kloof in de Franse Gemeenschap kleiner is geworden sinds 2003, terwijl dit in Vlaanderen niet het geval is. Naast de scores die men behaalt voor het vak wiskunde, beoordeelt PISA ook de minimale vaardigheden die leerlingen geacht worden te hebben om in onze huidige maatschappij/samenleving te kunnen functioneren als iemand die autochtoon is. Hieruit is dan ook gebleken dat 41% van deze leerlingen de minimale vaardigheidsdrempel niet bereikt heeft. De verschillen zijn hierbij al merkbaar in het kleuter- en vroeg lager onderwijs. Kinderen van ouders met weinig of geen kwalificaties en kinderen van niet-Europese voorschoolse nationaliteit die niet één van onze drie landstalen machtig zijn, of die een niet-Europese nationaliteit hebben, hebben meer kans om minder of zelfs niet naar school te gaan. Daarom zijn er ook verschillen aan het begin van het basisonderwijs. Terwijl slechts 1 tot 2% van de kinderen met de Belgische nationaliteit laat met het basisonderwijs begint, schommelt dit tussen 6 en 8% voor kinderen met een allochtone achtergrond. Met name bij kinderen van Turkse en Noord-Afrikaanse afkomst merken we een toegenomen onderwijsachterstand: tussen 9- 13% is 7 jaar of ouder aan het begin van de basisschool. Deze onderwijsachterstand neemt naarmate hun loopbaan in het onderwijs alleen maar toe.
De Pisa studies willen ons eigenlijk bewust maken van de ernst van de zaak, de testen duidden aan dat het beter moet naar de toekomst toe. De Pisa studies dienen ten slotte uitsluitend ook om ons onderwijs te verbeteren. De cijfers zijn dan ook dramatisch voor allochtone kinderen in ons onderwijssysteem. Een mens zou zich beginnen afvragen wat de oorzaak hiervan is?
We konden daarbij concluderen dat bepaalde elementen uit ons literatuuronderzoek steeds terugkwamen in onze enquêtes. Een al dan niet hebben van een migratieachtergrond heeft een effect op de leerprestaties van een kind, vaak wordt dit negatief beïnvloedt door de taal die ze (vaak) niet beheersen, maar er zijn ook positieve aspecten aan het hebben van een migratieachtergrond, namelijk leerlingen met een migratieachtergrond hebben zeer veel doorzettingsvermogen en vastberaden om hun doelen te bereiken. Daarnaast is het zeer interessant om deze migratieachtergrond te integreren in het lesgeven, om te leren van elkaar, en van de wereld. Uit ons onderzoek blijkt ook dat iedereen een andere kijk heeft onder wat we nu verstaan van het al dan niet hebben van een onderzoek. Een exacte definitie, bestaat er niet in de praktijk.Er wordt namelijk vanuit een zeer negatieve bril gekeken wordt naar allochtonen, en dit reflecteert zich meteen in de resultaten. Men benut het al dan niet hebben van een achtergrond zelden-nooit in een klas en dit is iets waar verandering in moet komen. Leerkrachten trachten de leerlingen met een migratieachtergrond zoveel mogelijk hulpmiddelen aan te reiken, dit kan visueel, maar ook verbaal. Dit is belangrijk voor leerlingen die de taal niet beheersen.
Natuurlijk is dit maar een werk op een kleine schaal, ik ben ervan overtuigd dat men hier enkel en alleen meer mee zal vertrouwt geraken wanneer dit zich dan ook echt in de praktijk voordoet, en hoe jij hier als leerkracht op anticipeert.
Afgelopen
stage kwam ik in contact met een kindje waarbij de ouders net gescheiden waren.
En waar het kind terechtkwam in een nieuw samengesteld gezin, langs de kant van
de biologische papa was er een nieuwe
partner bijgekomen. Haar plusmama dus. Deze twee hebben nog een kindje op de
wereld gezet waardoor het meisje in kwestie nog een halfzusje bij kreeg. Langs
de kant van de biologische mama was er geen nieuwe partner in het spel, een
eenoudergezin dus. Beide biologische ouders, de mama en papa dus kwamen niet
meer zo goed overeen met elkaar, maar beide ouders stonden wel absoluut nog in
voor de opvoeding van hun kind.
Vaak wordt er niet genoeg aandacht aan besteedt binnen de klasmuren. Nu als leerkracht zou ik hier dan ook later graag rekening mee willen houden. En ik heb er zelf ook al een keertje over nagedacht over hoe je dat juist zou kunnen doen, Bv:
- Een open klasgesprek ervan maken, zelfs een thema van maken dat je bespreekt, een hele boekenhoek maken in de klas waar de verschillende gezinsvormen bespreken worden
- Ook zelf eens gaan polsen bij de opvoeders naar de beleving van het kind, hoe hij/zij deze situatie eigenlijk heeft beleefd en ook nog hoe hij/zij op dit moment ermee omgaat.
- Opzoek gaan naar alternatieven voor vader en moederdag, in dit geval van het meisje van in mijn stageklas, voor de plusmama misschien ook een gepaste kaart maken?
- Alternatieven ook zoeken voor nieuwjaarsbrieven, voor elke ouder één. Dit ook te doen voor de rapporten, wat men ook kan doen voor de rapporten is dat het kind het rapport een week langer mag houden, verder kan de juf het ook online doorsturen.
- De ouders misschien zelfs ook uitnodigen naar de klas om eens te vertellen over hun situatie
- Bij opdrachten ook rekening te houden bv bij het opstellen van de stamboom ook het kind zelf laten vertrekken vanuit zijn/haar situatie. Hem/haar zelf de keuze te laten zet ik deze persoon erbij ja/nee.
- Wat ook nog kan is dat kinderen een foto meenemen van hun gezin, dat hangt de juf dan op in een hoekje en elke dag een ander kind een foto laten meenemen. En telkens daar eens 15min aandacht aan besteden zodat het kind ook van zichzelf iets kwijt kan aan de klas.
- Wat simpelweg ook kan is die gezinsvormen ook te laten voorkomen in oefeningen. Bijvoorbeeld een vraagstuk bij de les rekenen.
- Maar ik denk vooral het belangrijkste wat je als juf moet doen is wanneer het kind een gezinsverandering meemaakt het kind in kwestie vooral meegeven dat de klas en de school een veilige haven is voor hem/haar en dat ook duidelijk maken dat de dingen blijven hoe ze op school zijn, dat er niets zal veranderen.
Overeenkomsten met de visie van mijn stageschool (Regina Caeli)
Mijn stageschool focust zich op vijf basisdoelen die men wil bereiken namelijk:
- Zorg voor kwaliteitsonderwijs met maximale ontplooiingskansen voor elk kind.
Deze vind ik een zeer belangrijke peiler, waar ik zelf ook veel waarde aan hecht. Kinderen hun talenten, maar ook hun noden uitten zodat de kinderen de nodige groeikansen kunnen krijgen. Niets is perfect, iedereen moet de kans krijgen om zich te ontplooien, maar dan ook op zijn eigen manier. Daarbij refereer ik terug naar het puntje differentiatie. - Respect voor en aanvaarding van elk kind.
Elk kind moet zichzelf kunnen zijn, op zijn eigen manier ontwikkelen.
Zonder uit te lachen geworden. Iedereen is anders en ik wil dan ook in de toekomst mijn eigen klas dit zeker meegeven. IEDEREEN IS UNIEK! Iets wat ik soms wel wat vond ontbreken tijdens observaties, niet elk kind kon zichzelf zijn, werd niet volledig aanvaard om wie hij/zij was. Hier heb ik dan ook tijdens mijn stage ingezet. Dit viel mij ook al meteen op bij het maken van mijn sociogram, omtrent het klasklimaat. In mijn stage vond ik het vooral belangrijk dat diegene die uit de boot bleken te vallen, vertrekkend vanuit het sociogram/sociomatrix meer te betrekken in het klasgebeuren. Het is absoluut niet mijn bedoeling om kinderen te verplichten om de beste vrienden met elkaar te worden, maar wel dat ze van en met elkaar kunnen leren. Dat inzicht wou ik hen vooral meegeven tijdens de mijn stage. De kinderen hebben dan ook tijdens de stage ook in zoveel mogelijk verschillende groepjes gezeten (afhankelijk natuurlijk van de corona-maatregelen). Zodat zij ook kunnen inzien dat ze misschien dezelfde interesses/ideeën met elkaar delen en zo ook meer met elkaar zullen optrekken, daarom heb ik ook (rekening houden met het leerprofiel van de kinderen) gekozen om regelmatig groepswerken in te zetten. Vooral D. heeft het moeilijk om zijn emoties onder controle te houden, daarom heb ik hem voor hem steeds bij zijn buddy in groep voorzien, bij diegene waarbij hij zich wel veilig voelde in combinatie nog met andere groepsleden. Bij elk vrij moment, elk tussendoortje werden deze ook steeds gedaan in functie van de groepsvorming. Zo is er een rad waar gedraaid aan kon worden, de opdrachten werden telkens gekozen in functie van groepsbevordering. Elke opdracht is dus ook met de gehele klasgroep, waarbij samenwerking vereist is. Maar, de basis van alles en dat is goede afspraken, maken goede vrienden. Bij aanvang van de stage wou ik met de kinderen de nodige afspraken maken, waarin eigenlijk zij een zeggenschap hebben in die afspraken op te stellen. Anders zijn het enkel maar regeltjes die de leerkracht oplegt aan de kinderen, wat absoluut niet de bedoeling kan zijn. Ik heb zelf ook afgelopen stages al een complimentendoos gemaakt waarin de kinderen een complimentenkaartje kunnen uitvissen en deze versturen naar iemand in de klas. - Aandacht voor de christelijke zingeving en beleving.
Deze sluit eigenlijk perfect aan bij peiler twee, elk kind moet respect hebben voor een ander zijn/haar geloof. Je hoeft het daarvoor niet altijd eens te zijn met zijn/haar standpunten, maar ook hier getuigt er een teken van respect dat overheerst. Wat ik spijtig vind is dat er in het project wordt gesproken dat er aandacht moet zijn voor de christelijke zingeving en beleving. Maar, tijdens de stage viel mij vooral op dat alles zeer katholiek moest gebeuren, zonder rekening te houden met de diversiteit die er in de klas heerste. Elke ochtend moest er een ochtendgebed uit de Bijbel gelezen worden, de godsdienstlessen waren enkel gericht op het christendom. Dan stel ik mij ook wel de vraag waarom dit dan ook vermeld staat in het pedagogisch project van de school. - Hechte leef- en leergemeenschap, geïntegreerd in de lokale gemeenschap.
Stevig inzetten op het welbevinden, het hecht zijn met elkaar is ook iets wat cruciaal is voor een goed klasklimaat. Wat zou je een heel schooljaar moeten doen met een klas die helemaal niet overeenkomt? Ook hier, je hoeft geen beste vrienden te worden met iedereen van mij. Maar heb wel het respect voor ieders mening en standpunten. Als eerste zou ik erg veel belang hechten aan het feit dat het kind in mijn klas zich veilig voelt en die veiligheid kunnen we stellen door met de gehele klas aan de slag te gaan om te werken aan het veiligheidsgevoel van de nieuwkomer. We kunnen dat bijvoorbeeld doen aan de hand van een klasgesprek met de gehele klas waarin iedereen betrokken is. Daarbij is het ook belangrijk dat de juf verwoordt wat haar doel is met deze activiteit, wat wil ze bereiken? En dat is hoe ze de normen moeten formuleren voor een nieuwkomer in de klas. Dit kan bijvoorbeeld door er drama aan te koppelen en ze verschillende situaties te laten naspelen over hoe een nieuwkomer wordt opgevangen in een groep. (komt die alleen aan, maakt die meteen nieuwe vrienden, wordt die gepest, ...). Allemaal zaken waar je dan als klas nadien op kan reflecteren en waarmee je ook deze activiteit koppelt aan de realiteit dat er zich nu voordoet in de klas. Verder zal ik er ook steeds achter staan om de kinderen in de klas zoveel mogelijk van plaats te veranderen, zodat iedereen ook wel iedereen eens een keertje leert kennen. Ik zou echt geen klas willen waarbij kinderen elkaar een heel jaar lang niet gesproken hebben tegen elkaar gewoonweg omdat ze zijn afgegaan op het uiterlijk en diens eerste kenmerken die mijn opvalt uit de klas. Dat geeft ook al meteen de kans aan de nieuweling om iedereen een beetje beter te leren kennen. Alsook aan de slag te gaan met vele actieve en samenwerkingsvormen. Zo is het leerrendement naar mijn gevoel toch het best en deze dingen blijven ook gewoonweg beter hangen bij kinderen! Ook telkens het kind in kwestie te betrekken in het hele groeps- en klasgebeuren is voor mij een belangrijk aspect, dit door middel van deze samenwerkingsvormen/ actieve werkvormen in te zetten tijdens gewone lessen zoals bijvoorbeeld rekenen, maar ook muzische lessen, ... . Nu natuurlijk is er ook een gegeven waarbij de kinderen op de speelplaats met elkaar spelen, belangrijk hierbij is ook dat de ik, als juf hierbij een oogje in het zeil houdt en gaat observeren. Hoe wordt die leerling aanvaard in de groep? Wie krijgt welke rol in de groep? En stel nu dat er iets fout loopt in heel het proces van deze groepsvorming, dan is het belangrijk vind ik om dit als leerkracht ook te gaan benoemen in de klas en ook een KLASgesprek aan te gaan met de gehele klas, waar liep het fout,...? En door er ook werkelijk een verhaal aan te koppelen en de kinderen er nadien op te laten reflecteren, vanuit verschillende standpunten wat dat is belangrijk vind ik. Dat ze zich trachten te verplaatsen in verschillende perspectieven van het verhaal dat zich heeft voorgedaan in de klas. Men kan erop gaan reflecteren en vragen stellen zoals: "hoe gaan we dit de volgende keer aanpakken, wat doen we anders, waar liep het fout, wat zou jij doen mocht je erbij hebben gestaan, ... ."
Verder werkt deze lagere school ook aan aan een degelijk en samenhangend onderwijsinhoudelijk aanbod
- Vanuit een positieve ingesteldheid biedt elke leerkracht ruimte aan de totale ontplooiing van het kind; via hart, hoofd en handen proberen ze de kinderen op te voeden tot gelukkige mensen.
Deze sluit aan bij de eerste peiler zie hierboven. - Via de goedgekeurde leerplannen trachten ze de decretale leergebiedgebonden eindtermen bij de kinderen te bereiken en de leergebiedoverschrijdende na te streven.
Vooral dit jaar heb ik ingezien wat de meerwaarde is om vakoverschrijdend aan het werk te gaan. Je bereikt er zoveel meer mee, er is een zeer grote samenhang tussen de verschillende leergebieden waardoor kinderen veel sneller de meerwaarde van de leerinhouden door zullen hebben. Zeker bij hoekenwerken of contractwerken heeft dit zijn meerwaarde en komen de kinderen op een andere manier, vakoverschrijdend in contact met de leerinhouden. Je werkelijkheid staat centraal, kortom, het zorgt voor een inhoudelijke diepgang. - Respect bijbrengen voor milieu, natuur en menselijke waarden
Ook dit is een zaak die we kinderen zeker en vast moeten bijbrengen. Men moet kinderen bewust maken van de ernst van de zaak, die er nu heerst met hoe wij ons als menselijk wezen gedragen tegenover de natuur en dat we eigenlijk absoluut niet goed bezig zijn, ten aanzien van onze toekomst. Kinderen zijn de toekomst van morgen, de nieuwe uitvinders, astrologen, ... .
Werken aan een stimulerend opvoedingsklimaat en doeltreffende didactische aanpak
- Het didactisch aanbod wordt zoveel mogelijk aangepast aan het unieke van ieder kind met hun actieve inbreng.
Kinderen moeten de lessen zelf een meerwaarde vinden, ze moeten het nut inzien van waarom ze hier nu eigenlijk op school zitten en dit kan enkel maar groeien wanneer de kinderen ook zelf inspraak hebben en zelf aangeven wat ze willen leren, wat willen ze nu echt te weten komen over dit bepaald onderwerp. Is het zinvol om dit te weten, waarom wel/niet? Elk kind denkt anders, elk kind wil andere dingen ontdekken en weten. - Leren gebeurt interactief waardoor de groeikansen optimaal benut worden, door en voor ieder kind.
Onderwijs van pakweg 50 jaar geleden, hoort niet meer thuis in ons huidig onderwijssysteem waar men enkel uitgaat dat de leerkracht doceert en de kinderen braaf de antwoorden noteren. Interactie is een must in het onderwijs, ook zo zie je alleen maar hoe een kind denkt en hoe je een kind het best kan helpen, wat zijn zijn/haar noden op dat moment? Hoe speel ik hier op in als leerkracht? Het zou maar een saaie boel zijn mocht men uitgaan van eenrichtingsverkeer. - We aanvaarden dat opvoeden een continu proces is, waarbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van elk kind.
Elk kind wordt het best op zijn/haar niveau begeleidt, ook al weet ik dat dit niet altijd even evident is in de praktijk. Maar toch, vind ik het belangrijk om rekening te houden met de verschillen en diversiteit die er heerst in mijn toekomstige klas, te gaan differentiëren op leerniveau, profiel, interesses, ... . Enkel zo zal je de kinderen trachtten te motiveren om zinvolle dingen bij te leren. Men moet zoweel rekening houden met sterkere kinderen en ook deze uit te dagen, maar ook kinderen die het wat moeilijker hebben en we even terug "back to basics" moeten roepen, maar ook hier getuigt men terug van die groei die elk kind doormaakt.
Elk kind groeit op zijn/haar eigen manier. - We besteden aandacht aan de vorderingen van kinderen, het welbevinden en de vreugde van elk kind dat daarmee gepaard gaat.
Elk kind groeit op zijn eigen manier. En het zou mij de diepste voldoening geven om een kind ook effectief te zien groeien in zijn/haar kunnen, ook tijdens de stage merkte ik dat je er als leerkracht voldoening uithaalt om kinderen verder te helpen hun denken te verruimen. - Elke leerkracht kleurt het aanbod met eigen uitstraling en persoonlijkheid passend binnen de schoolstructuur.
Als leerkracht leg je zelf de toon in je klas, jij bent je eigen uitgangspunt. Niet enkel binnen deze vier muren van de klas, maar dit gaat veel verder. Als leerkracht ben je een soort ankerpunt voor de kinderen gedurende een heel schooljaar lang. Het zou dan ook spijtig mocht een leerkracht zichzelf niet kunnen zijn voor zijn/haar klas. Maar het belangrijkste is, dat je met enthousiasme voor de klas staat, je eigen touch geeft aan je les, maar ook je omgang met de kinderen. Niet uitgaan van het feit dat je als leerkracht de baas hier moet spelen van de klas.
Werken aan de ontplooiing van elk kind vanuit een brede zorg
Werken aan zorgverbreding
- We zijn een school die openstaat voor en communiceert met ouders en kinderen.De ouders worden steeds betrokken bij de zorg van hun kind.
Elke ouder moet steeds op de hoogte zijn over hoe ver zijn/haar kind staat in zijn doen of kunnen. Wij zijn wel diegenen die de kinderen het meest zien, zelfs meer dan hun eigen ouders per dag. Elke ouder is voor mij iemand die betrokken is met zijn/haar kind, en er ook voor zorgt dat hij/zij de nodige stappen onderneemt om te zorgen dat het kind zichzelf kan ontplooien op zijn eigen manier, op zijn eigen niveau. Ook hier speelt die communicatie tussen leerkracht en ouder weer uitermate een belangrijke rol waar men naartoe streeft.
- We vormen een leer- en leefgemeenschap waar iedereen aanvaard wordt en iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt.
Zie hierboven voor mijn argumenten. - We vormen een team en willen leren van elkaar en externen.
Ook wij leren dagdagelijks bij, bij elke les. Ook hier moet men om kunnen gaan met feedback, iedereen kan leren van elkaar, heel hun leven lang. Dat is waar wij op voorbereid worden in ons toekomstig traject als leerkracht. Achteraf moet men zelf ook reflecteren over zijn/haar eigen kunnen. Wat kon ik als leerkracht anders aanpakken? Wat liep er goed? Hoe voorkom ik dat dat niet meer gebeurd in de toekomst, ... . - We streven voortdurend naar professionalisering.
Idem hierboven. Wij als leerkracht moeten steeds onze kennis proberen te verbreden om kinderen zo goed mogelijk te helpen bij zijn/haar ontplooiing. Ook hier leert men iedere dag bij en reflecteert men terug op de zaken die vooraf zijn gebeurd. - We geven gestalte aan ons opvoedingsproject door een goede organisatie en structuur.
Structuur is een must voor kinderen, ook hier heb ik dit weer eens gezien hoe kinderen dit hanteren als houvast dag in dag uit. Wanneer er iets niet volgens die structuur verloopt merk je dat ook meteen dat kinderen eventjes het noorden zoek zijn. Belangrijk is dus om die houvast en organisatie duidelijk te communiceren naar de kinderen toe. Dit kan bijvoorbeeld door een dagplanning, maar ook duidelijke doelen te stellen in lessen. Waar werken we naartoe? Waarom is dit zinvol dat we dit hier leren? Maar ook, steeds duidelijke, korte instructie overbrengen naar de kinderen zodat ze weten wat er hen te doen staat, zonder dat er enige verwarring kan ontstaan.